Stories
Waarom het beeldverhaal er beslist toe doet
Een pleidooi om strips te lezen door Sigge Stegeman en Stefan Nieuwenhuis, 9e Kunst
Het beeldverhaal is een kunstvorm die niet onderdoet voor andere vormen van kunst en cultuur. Niet voor niets heet onze website de 9e Kunst. Toch is deze gedachte niet vanzelfsprekend. In het onderstaande betoog willen we laten zien wat het beeldverhaal is en vooral wat het allemaal kan zijn, als we ons er voor openstellen. Is dat nodig? Jazeker, er bestaan nog steeds een aantal hardnekkige vooroordelen. We vrezen dat dit pleidooi weinig kans van slagen heeft als we die niet eerst aanstippen (om het daarna voluit over alle mooie, interessante en nuttige kanten van het beeldverhaal te kunnen hebben).
Illustraties of tekeningen?
Er is nog altijd een grote kennisachterstand als het gaat om strips. Tot onze verbazing maken bijvoorbeeld veel boekhandelaren – en ongetwijfeld ook veel lezers – geen onderscheid tussen strips en geïllustreerde verhalen. Niet alleen is dat verschil er wel degelijk, het is bovendien cruciaal. In een geïllustreerd verhaal staat de tekst op zichzelf. Het beeld is toegevoegd en heeft een dienende functie. Het illustreert letterlijk wat al in de tekst wordt beschreven, maar is niet noodzakelijk om het verhaal te kunnen volgen.
In een ballonstrip daarentegen staan tekst en beeld op gelijke voet met elkaar. De lezer heeft beide nodig om het verhaal te kunnen volgen. Het beeld illustreert dus niet, maar is onderdeel van het narratief en doet een beroep op de fantasie van de lezer, die de tekeningen dient te ‘lezen’ om het verhaal te begrijpen.
De misvatting valt enigszins te begrijpen, aangezien de strip in Nederland lange tijd gedomineerd werd door tekststrips als Tom Poes, Eric de Noorman en Kapitein Rob. Plaatje-praatjestrips, waarbij tekst en beeld gescheiden zijn. Dit had overigens weinig te maken met onze volksaard, maar was vooral het gevolg van het feit dat de tekstballon aan het begin van de twintigste eeuw werd gezien als het grote kwaad dat leesluiheid in de hand werkte.
Leren lezen
Een ander vooroordeel betreft de overtuiging dat stripboeken weinig kwaliteit zouden bieden, omdat je ze snel hebt uitgelezen. Een nogal verrassend standpunt, aangezien dit argument nooit gebruikt wordt als het gaat om poëzie, korte verhalen, films of tv-series. Vermoedelijk speelt hier een gebrek aan leeservaring een rol.
Het lezen van een stripboek is een actieve vorm van lezen, waarbij de lezer te werk gaat als een regisseur die een filmscript leest. De lezer dicteert het acteerwerk, zorgt voor de camerabewegingen en bepaalt het tempo waarin alles zich afspeelt. Bij een laag tempo krijgen personages de kans te communiceren via lichaamstaal, komen dialogen tot leven, verplaatsen de decors je naar een andere wereld en neemt de emotionele lading van de gehele ervaring merkbaar toe met alle positieve gevolgen voor de ervaren kwaliteit.
Onervaren lezers hebben de neiging te snel te lezen. Ze bekijken de tekeningen slechts vluchtig – overtuigd van het feit dat ze enkel ter illustratie dienen – en springen in hoog tempo van tekstballon naar tekstballon. Je zou kunnen zeggen dat ze een strip lezen alsof het een roman is. Het resultaat is te vergelijken met het bekijken van een film op dubbele snelheid, waarbij wordt doorgespoeld zodra de acteurs hun mond houden. Het is het niet verwonderlijk dat een stripboek op die manier weinig indruk achterlaat.
Diversiteit en kwaliteit
Tenslotte bestrijden we dat striptekeningen onvermijdelijk grappig, lichtvoetig of zelfs kinderachtig zijn, want dit idee leeft nog altijd. De meeste Nederlanders denken bij strips aan de albums die ze in hun jeugd lazen, zoals Suske en Wiske, Kuifje en Asterix. Series die ontstonden in een tijd dat strenge redacties bepaalden dat strips vermaak voor jongeren moesten zijn en geen pretenties mochten hebben.
Zo’n vijftig jaar geleden kwam daar verandering in, toen strips voor volwassenen hun intrede deden. Maar doordat algemene boekhandels die omslag negeerden en sindsdien weinig wezenlijks hebben veranderd aan hun assortiment, heeft de Nederlandse lezer nooit meegekregen dat strips inmiddels vijftig jaar verder zijn. De kwaliteit is momenteel hoger dan ooit en de diversiteit is groot. Alle mogelijke genres en tekenstijlen zijn tegenwoordig terug te vinden in stripvorm.
Leerzaam
Nu deze misvattingen uit de weg geruimd zijn, kunnen we ons richten op de positieve kanten van de strip. Laten we gelijk maar beginnen met een knots van een olifant: uit onderzoek en praktijkervaring van onder andere docenten blijkt dat stripboeken misschien wel het meest effectieve middel zijn om jongeren aan het lezen te krijgen. In een tijd waar iedereen zich druk maakt over ontlezing, zou je verwachten dat strips alleen daarom al omarmt worden, maar niets is minder waar.
De interesse die bibliotheken en scholen in bijvoorbeeld de Verenigde Staten tonen voor strips, is in Nederland ver te zoeken. Wat wel bekend is, is dat jonge kinderen graag strips lezen en omdat ze nog jong zijn gunnen we ze dat: op die leeftijd grijpen we nog elk middel aan om ze aan het lezen te krijgen.
Dat kinderen volgens onderzoek ongeveer twee keer sneller leren lezen met stripboeken dan met tekst alleen, is minder bekend. Het beeld zorgt voor context, waardoor kinderen minder moeite hebben met nieuwe woorden, ingewikkelde zinsconstructies en abstracte concepten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat kinderen eerder stripboeken oppakken met onderwerpen die in theorie boven hun niveau liggen.
Maar dit voordeel betreft niet alleen serieuze onderwerpen, ook het leren van nieuwe talen gaat makkelijker met strips. Omdat het beeld een steuntje biedt, omdat een strip veel dialogen bevat, omdat die dialogen veelal spreektaal bevatten en omdat je duidelijk ziet waar conversaties beginnen en eindigen zodat je makkelijk de draad kunt oppakken als je hem keer bent kwijtgeraakt, krijg je door het lezen van strips snel grip op een nieuwe taal.
Wat geldt voor kinderen en jongeren gaat net zo goed op voor mensen die moeite hebben met lezen. Veel mensen die moeite hebben met romans, zijn wel in staat en/of bereid een stripboek te lezen. Interessant genoeg worden strips bijvoorbeeld graag gelezen door mensen met een autistische aandoening. Niet alleen ervaren ze de heldere, statische wereld van de strips als een prettige omgeving, stripboeken bieden ze bovendien de gelegenheid menselijke interactie en gezichtsexpressies te ontcijferen in hun eigen tempo.
Nu lijkt het misschien alsof strips enkel kwaliteiten hebben in relatie tot beginnende lezers en mensen met een (lees)beperking, maar dat is zeker niet het geval. Om terug te komen op de lastige onderwerpen van daarnet: ook dat geldt net zo goed voor volwassenen. Boeken over de Joegoslavische oorlog, kindermisbruik en het Israëlisch-Palestijns conflict blijken in stripvorm stukken beter verteerbaar. Ook de relatief korte tijd waarin een strip gelezen kan worden – eveneens een punt dat we eerder aankaartten – kan een gunstige eigenschap zijn.
Beginnende striplezers ontdekken vaak tot hun verbazing dat het erg prettig is om in een verloren uurtje te kunnen ontspannen met een stripalbum, zonder gelijk dagen of weken ‘vast te zitten’ aan hetzelfde boek. Vooral mensen met weinig tijd hechten aan deze eigenschap.
Eigen bestaansrecht
Maar het allerbelangrijkste besef is dat de strip een zelfstandig bestaansrecht heeft als expressief medium. Los van de educatieve waarde, los van de hulp bij leesproblemen, los van welk nut dan ook is de strip een medium met eigen beperkingen en eigen mogelijkheden dat in de handen van vakkundige makers, net zulke interessante, unieke en waardevolle creaties oplevert als elk ander expressief medium.
Het huwelijk van tekst en beeld biedt auteurs de gelegenheid te experimenteren met onder meer tekenstijlen en -materialen, kleuren, paginaopmaak, kadrering, tekst en tekstballonnen.
Het beeld in strips biedt auteurs de mogelijkheid om verhalen te vertellen die moeilijk in woorden te vatten zijn. Dat kunnen persoonlijke, traumatische verhalen zijn die door de auteur letterlijk niet onder woorden gebracht kunnen worden, maar het kunnen ook surrealistische dan wel poëtische verhalen zijn waarbij het beeld de tekst vervangt. En wat te denken van (ooggetuigen)verslagen die men niet kan of mag vastleggen met een camera, omdat de gebeurtenissen in het verleden hebben plaatsgevonden of omdat camera’s verboden zijn? Daarbij kan bovendien aandacht geschonken worden aan details die in een roman nooit aan bod kunnen komen.
Een romanschrijver kan niet alles beschrijven dat te zien is en hij kan dat al helemaal niet elke pagina opnieuw herhalen. In een strip is dat geen probleem. Als tekenaar kun je immers zo nodig elke pagina opnieuw alle details in beeld brengen die je van belang acht, zonder dat dit de leeservaring in de weg zit.
Stripboeken zijn dus leerzaam, bereiken lezers die anders niet bereikt worden, openen de wereld van het boek voor lezers die (nog) moeite hebben met lezen, maken zware onderwerpen laagdrempelig, zijn toegankelijk voor een breed publiek, kunnen ook tussendoor genuttigd worden en bieden bovenal een leeservaring die dankzij de combinatie van tekst en beeld uniek is, met verteltechnieken die je enkel in stripboeken aantreft.
Maar het allerbelangrijkste is misschien wel dat stripboeken, net als elk ander verhalend medium, in staat zijn om lezers door andermans ogen naar de wereld te laten kijken, om ze mee te nemen naar een andere plek, een andere tijd, een andere ervaring, om ze te laten lachen, huilen en dromen, om ze aan het denken te zetten en levens te veranderen. En is dat niet de belangrijkste reden waarom we lezen?
Sigge Stegeman en Stefan Nieuwenhuis vormen met Peter Moerenhout de hoofdredactie van 9e Kunst, een online platform voor het beeldverhaal, gericht op achtergrond- en onderzoeksjournalistiek. Doel van de 9e Kunst is een bijdrage te leveren aan de waardering, zichtbaarheid en kennisverbreding van strips.